Jesse kan ervan genieten om samen op de bank te zitten, dicht tegen elkaar, en een filmpje te kijken. Ik moet dan wel mee kijken, ik mag niet ondertussen een tijdschrift lezen of mijn e-mail checken. Nee, dan is het constant: ‘Mama, kijk, dit moet je even kijken, kijk, blijf kijken hoor, wel kijken, het wordt zo heel grappig, kijk, blijf kijken, mama!!’ om dan na 10 minuten eindelijk Mr Bean z’n gruwelijke lach te zien lachen… Dus het is zaak om een film uit te zoeken die ik ook een beetje kan harden.
De drie Shrek-versies heb ik al in alle 18 talen gezien, Pipi Langkous komt m’n oren uit en bij de aanblik van Pipo de Clown krijg ik last van bewustzijnsvernauwing. Dus wat doet deze handige mama? Ik tik een exemplaar van E.T. op de kop!! Zalig!! Ken je ze nog, de beelden van dat schattige jongetje die op zijn fietsje voor de maan langs vliegt, met E.T. schuddend in het mandje voorop? Het zielige vingertje dat omhoog wijst, terwijl het stemmetje vol heimwee klinkt: ‘E.T. phone home’? Tranen prikkend achter je ogen omdat hij zóóóóóó aandoenlijk is? Ahah, not for Jesse!
Na de film breng ik Jesse naar bed en hij moet zoals altijd nog van alles bespreken. Ik geef hem een laatste kus en wil naar beneden gaan. Zachtjes klinkt zijn stemmetje nog één keer: ‘Mama?’ Ik loop terug. ‘Iedereen zegt altijd maar ‘ach’ als ik zeg dat ik E.T. heb gekeken. Maar ik vind E.T. helemaal niet ‘ach’….’ Jesse’s stem schiet omhoog en klinkt bijna boos: ‘Ik vind het maar een vies, klefferig wezentje met allemaal rimpels, een enge uitschuifnek en rare lange vingers!!’ Zo dat is eruit! En welbeschouwd heeft hij eigenlijk wel een beetje gelijk. Heb ik mijn zogenaamde inlevingsvermogen wel kunnen aanwenden om sympathie op te brengen voor dat vreemde wezentje dat zo graag naar huis wil, het blijkt maar weer dat ik datzelfde inlevingsvermogen niet heb kunnen gebruiken om te begrijpen dat mijn zoon dat inlevingsvermogen dus mist en het heel anders ziet. E.T. is een vies, klefferig wezentje met allemaal rimpels, een enge uitschuifnek en rare lange vingers… en als ‘ie zo nodig naar huis wil, moet ‘ie maar snel gaan. Wij hoeven ‘m niet meer!