Oma vertelt – deel I

🕊️ “Eruit meiden, ik weet niet wat er aan de hand is maar het is fout!”

omajittysmallOp 10 mei 1940 om 03.55 uur liet Adolf Hitler de invasie op Nederland inzetten. Vier dagen later eisten de Duitsers de overgave van Rotterdam. De stad werd overgegeven, maar toch volgde het vernietigende bombardement. ‘Communicatiefoutje’ met grote gevolgen: 800 doden en 78.000 daklozen. Één van de daklozen was mijn oma Jitty.

Jitty van Leeuwen (3 juli 1921) en haar oudere zus Ali woonden ten tijde van het uitbreken van de tweede wereldoorlog in de Touwslagerstraat in Rotterdam Oost. Hun vader Cor werkte bij de Gemeentelijke Drinkwaterleiding aan de Honingerdijk, hun moeder Aafje zorgde voor het huishouden en voor Piet, de jongste van het gezin.

Het leven voor de oorlog
Jitty blikt terug op het leven vlak voor het uitbreken van de oorlog: “We hadden een gelukkig gezin, woonden in een leuk huisje, iedereen was gezond en we hadden het niet echt arm voor die tijd. Mijn broer Arie was getrouwd met Dien en woonde elders in Rotterdam. Ali, Piet en ik woonden nog thuis. Ik was 18 en werkte bij wasserij Bombeke. Mijn zus Ali was 22 en werkte sinds kort in de huishouding bij mevrouw Lemm, van de suikerwerkfabriek Lemm & Co.”

“We hadden een gezellige huiskamer en een ‘goeie kamer’. Wij kinderen noemden het gewoon ‘het museum’. Er stond een deftige kast, een mooie haard, allemaal spullen die voor die tijd prachtig waren, maar er mocht niet in geleefd worden. Moeder had die spullen gekocht voor als ze later naar het bejaardenhuis zou gaan. Tussen de huiskamer en het ‘museum’ waren twee tussenkamertjes. In de eerste stond het tweepersoonsbed van vader en moeder. Via een opening in de muur – er was niet eens een deur – kwam je in het andere ‘kamertje’, waar het tweepersoonsbed van Ali en mij stond. De jongens sliepen boven op zolder.”

De invasie
Op 10 mei 1940 trokken Duitse troepen de Nederlandse grens over. Jitty: “’s Morgens om 4 uur werden we wakker van de rotherrie van de overkomende vliegtuigen. Vader trommelde ons uit bed: ‘Eruit meiden, ik weet niet wat er aan de hand is maar het is fout!’ Toen we naar buiten gingen, zagen we dat de lucht boven Rotterdam Zuid vergeven was van de parachutes: Duitsers. In de dagen daarop volgend werd er vreselijk gevochten. Het was het ergste bij de Maasbrug, omdat dat voor de Duitsers de toegang tot het centrum van Rotterdam was. De Hollandse soldaten lagen aan de noordkant van de Maas, de Duitse soldaten aan de zuidkant. De wasserij waar ik werkte lag aan de Oostmaaslaan, net boven de Maasboulevard. Daar werd zo vreselijk gevochten, dat ik niet meer naar werk kon.”

600 jaar geschiedenis verwoest
De Nederlandse troepen verzetten zich zo fel tegen de Duitsers, dat hun opmars naar Frankrijk ernstig werd vertraagd. De Duitsers besloten een doorbraak te forceren en begonnen op 14 mei met het bombarderen van Rotterdam, Den Helder en Hengelo. Rond half 2 ’s middags werd het 600-jarig Rotterdam in een kwartier tijd door 97.000 kilo Duitse brisantbommen verwoest. [1]

Jitty herinnert zich: “Ondanks de gevechten waren we op het bombardement niet voorbereid. Toen het begon zijn we naar beneden gegaan, om onder de trap te schuilen. Al snel werd er door Nederlandse militairen door de straten geschald dat we de huizen uit moesten omdat we ingesloten waren door de branden. Vlakbij ons huis stonden drie scholen die sinds de aankondiging van de mobilisatie bezet waren door Hollandse soldaten en de Duitsers hadden het daarop voorzien. We moesten à-la-minute vertrekken en hadden alleen tijd om het pakket papieren te pakken, dat we klaar hadden liggen. In onze straat was nog geen voltreffer geweest en m’n vader heeft de deur achter zich dichtgetrokken met de gedachte dat we zo weer terug zouden zijn. Maar in de Lusthofstraat, vlakbij, bleek het erger dan we dachten. Er lagen mensen onder de huizen te gillen en te schreeuwen: ‘red me, red me’. Terwijl alles om ons heen in brand stond, zijn we door de Rubensstraat via de Oudedijk naar de ’s-Gravenweg gevlucht. Ik zal de herrie nooit vergeten. Zelfs nu nog sla ik bij heel harde geluiden m’n handen voor m’n oren.”

“Op de ’s-Gravenweg woonde oom Piet, een broer van mijn moeder, met tante Maartje. In die buurt had je volkstuintjes. Oom Piet heeft wat stro bij elkaar kunnen scharrelen en toen mochten we in een tuinhuisje van iemand slapen. Mijn vader, mijn moeder, mijn broer Piet en ik, met onze kleren aan op de grond in de rommel.”

Tranen gelachen
Ali was op het moment van het bombardement op haar werk, bij mevrouw Lemm: “Het was een oud, rijk, klein en vooral naar wijffie. Ze had acht of negen kinderen, waaronder twee al bijna volwassen knullen. Toen het bombardement begon moesten de kinderen pannen gaan halen om op hun hoofd te zetten ter bescherming. Ali was natuurlijk maar een hulpje, dus tegen de tijd dat zij een pan kon pakken, waren die op. Ze heeft toen maar een vergiet op haar hoofd gezet. Daar stonden ze dan. Mevrouw Lemm en de kinderen met een pan op hun hoofd, en Ali er achter, met een vergiet. Later vertelde ze me dat het ondanks de dreiging van het bombardement zo’n absurd gezicht was, dat ze zich tranen heeft gelachen!”

lemcofabriek

Lees deel II hier >>>

[1] Bron: Wikipedia

Geplaatst in Oma vertelt.

7 reacties

  1. Pingback: Oma vertelt – deel II | Vingerspinsels

  2. Goeden Avond,

    Al surfend kwam ik je verhaal tegen. Wat mij triggerde was de mededeling Ik was 18 en werkte bij wasserij Bombeke

    Mijn grootouders woonden naast Bombeke aan de Oostmaaslaan.

    Ik ben op zoek naar een foto van de auto’s waarmee Bombeke indertijd de was ophaalde en na afloop weer terug bracht.

  3. Pingback: ‘Oma vertelt’ in beeld gebracht | Vingerspinsels

  4. Pingback: Oma vertelt… | Fraukje Vonk Photography

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *