“De herrie van vliegtuigen… Vandaag de dag nog steeds sla ik mijn handen voor mijn oren als ik een vliegtuig hard hoor bulderen.”
Op 10 mei 1940 om 03.55 uur liet Adolf Hitler de invasie op Nederland inzetten. Vier dagen later eisten de Duitsers de overgave van Rotterdam. De stad werd overgegeven, maar toch volgde het vernietigende bombardement. ‘Communicatiefoutje’ met grote gevolgen: 800 doden en 78.000 daklozen. Onder de daklozen was mijn oma Jitty.
“Naarmate de oorlog langer duurde, werd de honger steeds erger. We hadden een tante, Jo, in Goor in Overijssel. Zij woonde tussen de boeren en daar was nog wel wat te eten te halen. In maart 1944 zijn Ali en ik op de fiets naar Overijssel gegaan. Ik had een oude herenfiets met driedubbele – kapotte – banden over elkaar want er was geen band meer te krijgen. Ali had een damesfiets, ook met de ene band over de andere. We kregen dozen mee met plakspullen, dat was wel nodig ook. Tijdens die rit heb ik banden leren plakken, god, ik heb nog nooit zo veel banden geplakt! Op de heenweg was het prachtig weer en het ging allemaal redelijk voorspoedig. We sliepen bij boeren onderweg, want je mocht natuurlijk ’s avonds niet buiten zijn. Maar ja, toen kwamen we bij de Deventerbrug en daar mocht je niet overheen, die werd beschoten door de Engelsen. Aan beide kanten stonden Duitsers op wacht en je mocht er alleen maar door als hoge pief. Ali heeft daar een heel verhaal tegen zo’n vent op staan hangen. Ze had zogenaamd een kind aan de andere kant van de brug en die was ziek en huilde de hele dag om zijn moeder en die wilden we nu terughalen. Nou, toen die Duitser zei: ‘Schnell, fahren’ hoefde hij dat niet te herhalen. Wij vlug die brug over, en we zijn er goed overheen gekomen.”
Een hele rijkdom
“Eenmaal in Goor, nam tante Jo ons mee naar verschillende boeren. Ze instrueerde ons om, als we bij zo’n boer kwamen, een beetje mank te lopen, te zeggen dat we honger hadden en dat we dolgraag wat te eten wilden. Nou, dat hebben we meegespeeld. En we hadden ook spulletjes bij ons, om te ruilen. Ali had nog leren laarzen, en we hadden molton en klossen garen wat onze moeder nog had gehamsterd. Ja, die boeren zijn in de oorlog wel stinkend rijk geworden, wat ze allemaal niet kregen in ruil voor eten! We hadden uiteindelijk tien eieren, die heeft tante Jo voor ons gekookt, anders kregen we ze nooit heel over natuurlijk. En een zak rogge, tarwe, een stuk kaas, een stuk spek. Het was een hele rijkdom. Alles ging in de fietstassen en toen weer terug. We mochten nu wel zonder problemen de Deventerbrug over. We gingen nu naar de kant gingen waar geen eten was, daar mochten we natuurlijk wél heen. Het was prachtig weer, we hebben nog een heel eind kunnen fietsen. Maar op een gegeven moment waren onze voeten zo moe, dat we onderaan een dijk met onze voeten in een sloot zijn gaan zitten. Toen stond er ineens een boer bovenaan de dijk: “Wat zijne we aant doen, meissies?” Niks, we hadden het heet en waren moe! Eenmaal bij Amersfoort waren we nog buiten toen de avondklok begon. Een Duitse militaire colonne heeft ons toen meegenomen en naar een school gebracht. Daar konden ook je fietsen binnen staan, maar we waren natuurlijk niet de enigen. En ja hoor: ’s ochtends bleken de eieren gejat.”
Door het achterwiel gezakt
“We zijn toen doorgegaan naar Gouda, dat moesten we kunnen halen voor spertijd, zelfs zonder banden. We hadden namelijk even voorbij Amersfoort alle banden eraf gegooid want we kregen ze niet meer heel. En dat rijdt rot hoor, op zo’n brede velg! In Gouda woonden twee zussen van onze vader, tante Francien en tante Daan. Onderweg daarheen kom je bij Haastrecht. Daar moet je een hol op en daar bovenop stond een oude, kapotte molen. Dus wij die hol op fietsen – ik heb achteraf gezien nog nooit zo gelachen. Ali fietsen, fietsen, fietsen, en ik er achteraan. Het ging allemaal best, en ineens blijft Ali’s fiets stilstaan en ze zakt zo door het achterwiel!”
Op de schillenkar naar Rotterdam
“We hebben haar fiets bij die molen mogen zetten en Ali’s fietstas over de stang van mijn fiets gelegd. We zijn toen naar tante Francien gelopen, we hadden nog maar één fiets en daar kon je natuurlijk niet achterop zitten. Bij tante Francien mochten we wel de fietsen neerzetten met eten, maar we mochten er niet slapen. Dat deden wij natuurlijk niet, want ja, dat mens had ook honger. Toen zijn we naar tante Daan gegaan, aan de Karnemelksloot, en daar mochten we gelukkig wel slapen. De volgende dag zouden we naar Rotterdam moeten gaan lopen. En we hadden natuurlijk dat stuk vanaf Haastrecht naar Gouda al gelopen. Maar goed, het moest gebeuren, dus we zijn maar gewoon gaan lopen. Op een gegeven moment kwam er een schillenboer ons achterop rijden. En met hem mochten we meerijden zeg, helemaal naar Rotterdam! Die man zette die fiets erin, en wij er achter aan. Maar we moesten natuurlijk wel op de schillen zitten. Stinken, stinken! Maar we kwamen wel beter thuis dan wanneer we helemaal hadden moeten lopen. Aan het eind van de Hoofdweg zijn we weer van de kar gestapt en toen moesten we de stad nog door en toen waren we eindelijk, na zo’n 14 dagen weer thuis. Ik had wel een zwerende hiel van het lopen, maar al het eten, behalve de eieren, hebben we thuisgekregen. Onderweg aten we zelf brood, dat tante Jo ons had meegegeven. En daar hebben we natuurlijk heel zuinig mee gedaan, want thuis zaten mijn vader en Kees en Cor (de zoon van Kees en Ali) te gillen van de honger.”
De angst dat je wordt doodgemaakt
“Wat ik nooit over zal kunnen brengen is de angst, je wist nooit wie je kon vertrouwen. Eigenlijk kon je niemand meer vertrouwen, behalve je eigen groepje. De NSB’ers waren overal. Toch, het medeleven van de – goede – Hollanders met elkaar, onder elkaar, was geweldig. Bas kocht bijvoorbeeld weleens zwarte shag, daar maakte hij sigaretten van en die verkocht hij weer. Dan stonden er wel eens jochies aan de deur, die kwamen waarschuwen: ‘Rooda, pas op, want anders verraden ze je.’ Maar die angst kan je niet overbrengen, dat moet je meemaken. De angst dat je wordt doodgemaakt.”
Zweeds wittebrood
“We hadden een radiootje, maar die had mijn vader uit angst voor de Duitsers verborgen in de tuin. Want alles waar koper in of aan zat, had je in moeten leveren. Andere buren hadden wel eens hun radio aan. Zo hoorden we in september ’44 dat Nederland elk moment bevrijd kon worden. Maar ja, dat bleek al snel niet waar. De bevrijding liet nog wel even op zich wachten.”
“Op een dag in april ’45 verschenen er bommenwerpers boven Rotterdam. Maar deze keer geen bommen: de luiken gingen open en voedselpakketten werden gedropt boven het Kralingse Bos! Kees van Ali zat in het buurtcomité, en wist daar al van tevoren van, dus die was er op tijd bij. Hij kwam thuis met zeepkaken, chocola en Zweeds wittebrood! Dat was nog lekkerder dan gebak!”
Loop de Noordzee maar in
“Op een nacht werd er ineens keihard bij Ali op de buitendeur gebeukt, met de achterkant van een geweer. Ze was alleen, dus ging bevend naar de trap toe en trok aan het touw om de deur open te doen. Komt er zo’n mof naar binnen stappen. Of hij richting Duitsland liep! Ze kon er nog net uitbrengen: ‘Jawohl, gerade aus, gerade aus!’, meer niet. Maar ze vertelde me later dat ze dacht: ‘Loop maar naar de motorweg! Of beter: loop de Noordzee maar in van mijn part! We wisten toen nog niet dat de bevrijding eindelijk heel dichtbij was.”
De bevrijding
“Op 5 mei kwamen opnieuw de berichten dat de oorlog was afgelopen. In het bijzijn van Prins Bernhard was in Wageningen de capitulatie getekend. Dat ging natuurlijk als een tamtam de hele buurt door. Kort daarop zagen we inderdaad de soldaten voorbij marcheren, richting Duitsland. Toen kwamen de straatfeesten. Iedereen was gek, iedereen ging naar buiten, feestvieren, de vlaggen gingen uit. Die waren verstopt geweest – zwaar verboden natuurlijk – en kwamen nu massaal tevoorschijn. Het was heerlijk om zomaar te zingen en te gillen, er kwam vanzelf wel iemand met een accordeon of iets dergelijks om muziek te maken. Iedereen was één, iedereen was blij. Natuurlijk waren er de opstootjes waar zogenaamde moffenhoeren naar buiten werden gesleept en kaalgeschoren werden. Maar alles ging voorbij in een waan, alsof het allemaal één grote droom was.”
“De Duitsers waren weg, de angst was weg, die gekke rotte vliegtuigen waren weg. De herrie van vliegtuigen… Vandaag de dag nog steeds sla ik mijn handen voor mijn oren als ik een vliegtuig hard hoor bulderen. Eindelijk begon ons leven weer rustig te worden. Dat gebeurde natuurlijk niet in één dag. Het land moest opnieuw opgebouwd worden en dat kost tijd. Maar langzaamaan kregen de bakkerijen weer wat meel en kon er weer wat gebakken worden, de Canadezen voerden wat voedsel aan. Het ging langzaam, maar de oorlog… die was voorbij!”
Lopend uit Duitsland
“Pas maanden later kwamen m’n broers terug uit Duitsland, lopend en liftend. We hadden al die tijd niet geweten hoe het met hen was. Maar één keer kregen we een ansichtkaart van Bep uit Berlijn, maar dat was alweer zo lang geleden. Bep was de eerste van hen die terugkwam. Het duurde nog zeker twee maanden voor Piet thuis kwam. Hij heeft het nooit echt over zijn tijd in het concentratiekamp gesproken. Hij heeft me slechts één keer gezegd: ‘stel je eens voor dat je daar staat met al je kameraden en dat zij worden doodgeschoten en jij met nog één of twee andere in leven mag blijven.’ Het was te zwaar om over te praten. Maar ze waren weer thuis, levend, dat was het belangrijkste…”
Dankwoord
Lieve oma,
Dankjewel voor het delen van je verhaal. Ik heb niet alles wat je hebt verteld in het verhaal op kunnen nemen, er is zo vreselijk veel gebeurd. Ik weet dat je het niet graag over de oorlog hebt: “De oorlog? Dat is al zo lang geleden, daar ga ik niet meer om treuren hoor”, zeg je dan. Dat maakt me extra dankbaar dat je toch je verhaal hebt gedeeld, en dat ik het weer door heb mogen vertellen. Want hoe lang geleden ook, het verhaal moet verteld blijven worden, steeds weer. Opdat het nooit meer zal gebeuren…
Je kleindochter, Femmelientje
Lief!!!!!
Dit is op Life on the Golden Rock herblogden reageerde:
My sister shares my grandmother’s story of World War II. This is the last part. A must-read for everyone that understands Dutch!
Dank je lieverd, dat een (groot deel) van oma’s – lang NIET bespreekbaar geweest zijnde – oorlogsherinneringen tóch nog zo mooi beschreven zijn . . . . . De angst voor het vuur/ de vlammen had ik als klein kind wel nog ‘opgepikt’ maar veel details zijn ook nieuw voor mij . . . . . . . Nogmaals dank je wel !!!!
Wat een verhaal. Ontroerend. Lief geschreven.
Dank:-)
lieve Fem, sprakeloos zitten lezen, heel mooi weergeven en inderdaad , we mogen het niet vergeten. X inge
Dank je…. X
Ontroerend! Nooit bij stil gestaan dat tante Jitty in de oorlog in Rotterdam woonde.
Joke Weesjes-Vonk
Dank jullie wel! om dit verhaal te mogen lezen, het vult weer een stuk in van die jaren, en leert begrijpen wat het met mensen doet die dit meegemaakt hebben ten op zichte van onze generatie en kinderen, bedankt!
Pingback: ‘Oma vertelt’ in beeld gebracht | Vingerspinsels
Wat mooi!
Sommige stukken herken ik wel, maar er komen ook dingen voorbij die voor mij nieuw zijn. En sommige uitspraken van tante Sit……ik hoor het haar zeggen. Zo