“Van ons huis waren alleen vier muren over, en een diepe put waar een hoop rommel in lag.”
Op 10 mei 1940 om 03.55 uur liet Adolf Hitler de invasie op Nederland inzetten. Vier dagen later eisten de Duitsers de overgave van Rotterdam. De stad werd overgegeven, maar toch volgde het vernietigende bombardement. ‘Communicatiefoutje’ met grote gevolgen: 800 doden en 78.000 daklozen. Onder de daklozen was mijn oma Jitty.
Jitty: “Na het bombardement heeft Ali zich bij haar verloofde Kees aan kunnen sluiten. Ze zijn bij boeren buiten Rotterdam gaan vragen of ze ergens slapen mochten. Bij één boer mochten ze komen. Die had zijn stal leeggemaakt en overal stro neergegooid en zoveel mensen als er in konden mochten daar slapen. Vlak na Ali en Kees kwamen een man en vrouw binnen, met twee kinderen bij zich. Hun andere drie kinderen waren al bij het bombardement omgekomen… De man liep met een jutezak om zijn voet, zijn hiel was weggeslagen. Dat was natuurlijk één en al bloed. De boerin heeft uiteindelijk een jongen gevonden die bereid was naar een dokter te gaan om te vragen hoe die wond ontsmet kon worden. Maar niemand in de stal wilde de man helpen. Ali heeft toen aangeboden zijn wond te ontsmetten. Niet dat ze wist hoe dat moest, maar tja, de dokter had de boodschap meegegeven dat die voet in lauw water gezet moest worden met het medicijn dat hij had meegegeven. Dat heeft ze gedaan, die man een poosje zo laten zitten, wat door het water gewoeld zodat het water een beetje langs de wond bewegen zou. Met een handdoek, die ze had gekregen van de boerenvrouw, heeft ze de wond droog gedept. Meer kon ze ook niet doen. Ze zijn één nacht bij die boer blijven slapen.”
Rotterdam in brand
“De andere ochtend is vader teruggegaan naar ons huis. Het bombarderen was even gestopt, maar alles stond in brand. Zelfs vanuit het volkstuinhuisje zagen we Rotterdam branden. Je kon zo’n end ver zien. Het was een heel groot gedeelte wat weggebrand was, hoor. Vader kwam terug met de mededeling dat we niks meer hadden. Van ons huis waren alleen vier muren over, en een diepe put waar een hoop rommel in lag. Omdat in onze buurt die drie scholen stonden, hadden de moffen veel op die scholen gemikt om zo die Hollandse soldaten uit die scholen te verdrijven. Nou, daar zat je dan. Toen is mijn vader naar Arie gegaan, onze oudere broer, die getrouwd was met Dien. In hun huis aan de Zwaanshals was een zolder op de vierde verdieping, die gedeeld werd met een andere familie in het huis. Daar mochten we slapen, met z’n allen op de grond. Op één of andere manier heeft Arie zelfs nog een matras voor moeder weten te regelen.”
Geen washandje om je bek te wassen
“We hadden dus echt helemaal niks meer. Toch kwam ook dat jaar mijn verjaardag, op 3 juli, eraan. Ik herinner het me nog zo goed. Moeder zei: ‘Meissie, je weet hoe ik ervoor sta, ik kan nu echt geen cadeautje voor je kopen’. En ik antwoordde: ‘Dat geeft niet, als ik maar een eigen jurk krijg!’. Je had geen washandje om je bek te wassen, het hele huis was weg. Maar de jurk heb ik gekregen. Een katoentje (lachend), want het was hartstikke zomer. Het was zo’n lieve moeder, ze was er helemaal voor haar kinderen en haar gezin. En ze gaf mij m’n katoentje, gekocht zelfs, bij Witteveen. We hadden immers geen naaimachines meer! Voor de oorlog hadden Ali en ik allebei een naaimachine gekregen, toen we van de huishoudschool afkwamen. Ik had zelf een hele mooie trapnaaimachine, die kon je laten inzakken en dan ging er een prachtig afgewerkte houten kap overheen. Maar ook die was weg, net als de rest.”
“M’n verjaardag ging voorbij maar het vechten ging maar door. De Duitsers waren echt overal, die namen de macht over. Vonden ze jouw huis leuk? Dan werd je huis gevorderd en gingen de Duitsers erin. Na een kleine maand op die zolder aan de Zwaanshals hoorde mijn moeder dat er in de Ruivendwarsstraat 14, in Rotterdam Noord, het pand van een voormalig waterstokerijtje leeg was en dat konden we huren. Toen zijn we daar in getrokken, m’n vader, m’n moeder, Piet en ik. Ali trouwde op 21 september 1940 met Kees en zij kregen, via de opoe van Kees, op de Goudse Weg een huisje. Dus die woonde ook zelfstandig. Mijn vader werkte ondertussen nog steeds bij de Gemeentelijke Drinkwaterleiding, en ik kon aan het werk bij Ali, in de huishouding bij mevrouw Lemm.”
De dood en een nieuw leven in één dag
“In januari 1941 kreeg ik een blindedarmontsteking. Daar ben ik aan geopereerd. Net na mijn operatie werd mijn moeder grieperig en kreeg koorts en daarom moest ik langer dan gebruikelijk in het ziekenhuis blijven; pas na tweeënhalve week mocht ik naar huis. Ik kon natuurlijk niet direct weer aan het werk en ben ook nog een aantal weken thuis gebleven. Begin maart werd mijn moeder weer ziek. Op 17 maart was ze ’s ochtends nog even uit bed geweest. Na het avondeten heb ik met mijn vader samen afgewassen en toen ging hij nog even naar bed; hij had die nacht nachtdienst. Ik was dus alleen in de kamer met mijn moeder, toen ze heel raar begon te snurken. Ze reageerde niet toen ik haar vroeg wat er was. Ik heb vader wakker gemaakt en we besloten een dokter te laten komen. Dokter van Veen, een homeopathisch arts, heeft haar toen een injectie gegeven, met de mededeling ‘Als ze binnen vijf minuten niet reageert, gaat ze dood’, en dat gebeurde ook. Ze reageerde er niet meer op. 21 maart is ze begraven en de nacht van 21 op 22 maart is haar eerste kleinkind geboren, Cor van Ali en Kees.”
Kan niet wachten tot het volgende deel!
Dit is op Life on the Golden Rock herblogden reageerde:
My sister shares my grandmother’s story of World War II. This is part 2/4. A must-read for everyone that understands Dutch!
Heftig verhaal, nooit geweten